TRANSACTIE TUSSEN OM EN FCIB

Op 9 oktober 2006 werd de bankvergunning van de First Curaçao International Bank (FCIB) door de
Bank van de Nederlandse Antillen (BNA) ingetrokken en heeft het gerecht in eerste aanleg van de
(voormalige) Nederlandse Antillen – op verzoek van BNA – de noodregeling ten aanzien van FCIB
uitgesproken. BNA is de rechtsvoorganger van de huidige Centrale Bank van Curaçao en Sint
Maarten (CBCS) die thans toezicht houdt op het bankwezen.
Als gevolg van de noodregeling staat FCIB tot op heden onder bewind van CBCS. Aanleiding hiervoor
was een Nederlands strafrechtelijk onderzoek naar FCIB, welk onderzoek in 2012/2013 heeft geleid
tot een veroordeling en een transactie voor FCIB. In oktober 2017 en maart 2018 werd onder leiding
van de rechter-commissaris het hoofdkantoor van de FCIB te Curaçao doorzocht. Directe aanleiding
voor de doorzoekingen waren inkomende buitenlandse rechtshulpverzoeken bij het Openbaar
Ministerie Curaçao (OM) ten aanzien van FCIB.
De resultaten van het strafrechtelijke onderzoek op Curaçao bevestigden het vermoeden dat mogelijk
sprake is van schuldwitwassen door FCIB ten aanzien van een aantal bankrekeningen. Dat heeft ertoe
geleid dat het OM en FCIB een transactieovereenkomst hebben gesloten.
In het kader van de transactie doet FCIB afstand van specifieke rekeningtegoeden. Hiermee zijn deze
rekeningtegoeden uit de bank gehaald. De overige rekeningtegoeden worden uitgekeerd aan de
legitieme rekeninghouders dan wel afgestort in een consignatiekas die in beheer is bij CBCS.
Het OM verwacht dat de transactie bijdraagt aan een spoedige afwikkeling van FCIB als bank waardoor
de noodregeling kan worden opgeheven.