"We need to work on forming an accurate image, based on facts"
Den Haag – Transparency and openness are essential if one wants to do business with each other, declared the chairman of the Board on financial supervision College financieel toezicht – Cft) Prof. A.F.P. Bakker during the conference ‘Duurzaam zaken doen tussen het Caribisch Koninkrijk en Nederland’ (‘Doing business in a sustainable way between the Caribbean Kingdom and the Netherlands’).
This conference was held in The Hague in the context of 200 years of Kingdom. "Working together and doing business in the Kingdom presumes that we immerse ourselves in each other, on the basis of equality." Distrust and misperceptions on both sides now hinder a healthy partnership. Forming of the right perception based on facts is something that can be achieved with adequate statistics and the publishing of policy proposals and advises of advisory institutions at a faster pace.
The fact of the matter is according to Age Bakker that much progress has been made with regard to public finance in the Caribbean part of the Kingdom. Based on international standards, Curaçao and Sint Maarten have healthy debt positions of 30 to 35% of the Gross National Product (GNP). Furthermore Curacao has a balanced regular budget – the current income covers the current expenditures – and Sint Maarten is close by. Curaçao and Sint Maarten are however allowed to have a deficit, in order to cover public investments. Cft expects that, if measured similarly, the total deficits of Curaçao, Sint Maarten and the Netherlands, will be moving towards each other in the coming years, approximating 3% of the GDP, whereby the debt of Curaçao and Sint Maarten will remain substantially lower than that of the Netherlands.
Sound
Curaçao has implemented a comprehensive package of measures with the objective to keep its public finance structurally sound. Comparatively, the cutbacks were a multiple of the reduction of 6 billion Euros the Netherlands is now executing. This step is an important prerequisite to obtain higher economic growth, whereby the investment program of the government may also be of great help.
Sint Maarten has performed well economically in recent years. It is the only country in the Kingdom that, with a growth of 20% over the past ten years, is now in a substantially better position than at the beginning of the century. But it is a young country, facing governmental challenges, while the strong growth has not translated into more budgetary space. Increasing tax revenues, which have not kept pace with the growth, is urgently needed to bring to a halt the black economy and the rising income inequality.
Positive
In the Dutch Caribbean the public entities also show balanced budgets, while 2012 will end with a positive result. But we are not there yet; there should be more investments in the economy and therefore administrative power is needed.
The Kingdom is a strong concept that covers three continents, and where the conjuncture is rarely into step. The Netherlands is in the heart of Europe, while the other three countries and public entities lie at the crossroads of North and South America. The Kingdom is a good place to do business and it offers a unique opportunity to work together to take advantage of economic opportunities.
All countries in the Kingdom, including the Netherlands, are under budgetary supervision, with the exception of Aruba. Independent supervision by an outsider is essential for confidence. "Obviously it is difficult to maintain sound public finances on your own sound," said Age Bakker. Financial supervision adds value to the Kingdom and provides a sound financial basis for accelerated growth. It is indeed important for investors to know that the Kingdom is used to a practice of budgetary discipline, with effective financial supervision.
More transparency is a must, and based on its responsibility, the Cft is trying to contribute to a better information provision and strictly steers towards orderly budgetary procedures. This allows the Parliaments – the Staten and the Island Councils – to play a stronger role in calling the government to account for its administration. With the clearing of red tape and bureaucracy much can still be gained, so that doing business would become easier. But above all the Kingdom deserves it that its people work actively on forming more accurate perceptions, that are based on facts.
Speech (in Dutch) delivered by the Chairman prof. Age Bakker, at the congress ‘Duurzaam zaken doen tussen het Caribisch Koninkrijk en Nederland’.
Gezonde overheidsfinanciën
Een solide basis voor duurzame groei in het Caribisch Koninkrijk
Age Bakker
Voorzitter College financieel toezicht
Congres Koninkrijk en duurzaamheid, Den Haag, 28 november 2013
Met veel genoegen heb ik als voorzitter van het College financieel toezicht de uitnodiging aangenomen om op dit congres te spreken, dat in het teken staat van 200 jaar Koninkrijk. Het Koninkrijk is wat ons verbindt. Wil je zaken met elkaar doen of gezamenlijk de wereldmarkt betreden, dan helpt het als er iets zo zichtbaars en tastbaars is als het Koninkrijk.
Alle landen in Koninkrijk staan voor de uitdaging om de begroting op orde te krijgen. Binnen het Koninkrijk hebben met name Curaçao en Nederland omvangrijke ombuigingpakketten doorgevoerd, met soms pijnlijke gevolgen. Aruba beseft ook dat maatregelen noodzakelijk zijn en heeft de eerste stappen vorige week aangekondigd.
We staan hierin niet alleen. Er is sprake van een globaal fenomeen, waar vrijwel geen land aan ontkomt. In de Verenigde Staten kost het de grootste moeite om in het Congres een meerderheid te vinden voor verhoging van het schuldplafond. In Europa heeft de schuldencrisis het eurogebied aan het wankelen gebracht. Er wordt nu geprobeerd om in Europees verband begrotingsdiscipline af te dwingen.
Klaarblijkelijk is het lastig om op eigen kracht gezonde overheidsfinanciën in stand te houden.
De uitdagingen op begrotingsterrein zijn binnen het Koninkrijk nog eens extra pregnant omdat zij hand in hand gaan met een te lage economische groei. Het lijkt soms wel of we in een vicieuze cirkel zitten van lage groei, oplopende tekorten, bezuinigingsrondes, die op hun beurt weer tot lagere groei leiden. Hoe uit die vicieuze cirkel te komen?
Waar komen die begrotingsproblemen vandaan? Allereerst hebben we allemaal last van de naweeën van de economische crisis. Wat daarnaast nogal aantikt: overal neemt de levensverwachting toe en vergrijst de bevolking. Daar is onvoldoende rekening mee gehouden toen we onze pensioenvoorzieningen opzetten. Ten slotte stijgen overal de zorgkosten door die vergrijzing, maar ook door de kostbare technologische vooruitgang.
Wat de landen in het Koninkrijk bijzonder maakt is dat het kleine, open economieën zijn. Natuurlijk is de Nederlandse economie veruit de grootste, maar binnen Europa is Nederland weer een betrekkelijk kleine economie. Dat betekent dat een begrotingsimpuls al snel weglekt naar het buitenland in de vorm van gestegen import.
Het begrotinsgbeleid is binnen het Koninkrijk dus niet een goed instrument om de groei aan te zwengelen. Banen worden wel gecreëerd door investeringen in de particuliere sector. Er wordt alleen geïnvesteerd als er een voorzichtige budgettaire politiek wordt gevoerd.
We lijken dus binnen het Koninkrijk meer op elkaar dan we ons soms wel realiseren.
In de twee jaar dat ik voorzitter ben van het Cft loop ik vaak op tegen verkeerde beeldvorming.
Tot de zwart-wit beelden hoort de in Nederland wel gehoorde misvatting dat Curaçao en Sint Maarten het geld van de schuldsanering alweer op hebben gemaakt en er nog steeds geld naar deze landen gaat. Daartegen horen we in Curaçao en Sint Maarten dat de beloofde gezonde startpositie niet gegeven is en dat er dermate stringente eisen aan de begroting worden gesteld dat de kwetsbare economie wordt kapotgemaakt. Beide beelden kloppen niet.
Eigenlijk weten we onvoldoende van elkaar en denken we in patronen waar we maar moeilijk van los komen.
Ik dacht daarom te beginnen met een korte quiz om eens te zien of we het goede beeld van elkaar hebben. Ik heb acht vragen waarop u voor u zelf een antwoord kunt formuleren.
Ik begin met twee gemakkelijke algemene vragen en dan zes vragen over het onderwerp van deze lezing. Hier zijn de vragen:
1. Waar is het hoogste punt van het Koninkrijk?
2. Hoeveel officiële talen kent het Koninkrijk?
3.Welk land in het Koninkrijk groeide het snelste sinds de eeuwwisseling?
4.Welk land in het Koninkrijk groeide het snelste sinds 10-10-10?
5. Welk land geeft het meeste uit aan gezondheidszorg in % bnp?
6. Welk land heeft de hoogste overheidsschuld in % bnp?
7. Welk land zag zijn credit rating in 2013 verbeteren?
8. Welk openbaar lichaam sloot 2012 af met een begrotingsoverschot?
U krijgt de antwoorden aan het slot van mijn lezing.
Terug naar het begrotingsbeleid. Gezonde overheidsfinanciën vormen de bestaansreden van het College financieel toezicht: er leefde immers de wens om de gezonde overheidsfinanciën zoals die ontstaan zijn na de schuldsanering van 2010 te bestendigen. Wij vatten onze taak op niet alleen als toezichthouder maar ook vooral als trusted advisor. Een belangrijk onderdeel van dat adviseren is het transparant en inzichtelijk maken van de daadwerkelijke situatie.
Alle landen in het Koninkrijk staan onder financieel toezicht, met één uitzondering: Aruba.
Nederland heeft te maken met Europees toezicht, vastgelegd in het Verdrag van Maastricht. De Europese Commissie heeft adviesrecht, geeft early warnings als de overheidsfinanciën dreigen te ontsporen en kan sancties afgeven als landen zich niet aan de afspraken houden. De Europese Raad van Ministers kan daar alleen in zeer bijzondere omstandigheden een stokje voor steken. Zo ligt een belangrijk deel van de begrotingssoevereiniteit in Brussel.
Het financieel toezicht op Curaçao en Sint Maarten toont hiermee veel gelijkenis. Het toezicht is bij Rijkswet geregeld. Het Cft heeft vergelijkbare instrumenten als de Commissie, met dit grote verschil dat het Cft kan adviseren tot het geven van een aanwijzing, maar dat het de Rijksministerraad is die daarover beslist. Een interessante innovatie is dat opgetreden tekorten weer binnen drie jaar moeten worden goedgemaakt.
Wat wel van belang is om ons te realiseren dat de wettelijke vormgeving van het toezicht weliswaar veel op elkaar lijkt, maar dat van een heel andere systematiek wordt uitgegaan. Zoals Koning Willem-Alexander zei: Unidat i Diversidat geldt hier zeker.
Nederland heeft te maken met Europese regels die iedereen tegenwoordig wel kan dromen. Het tekort van de totale overheid, inclusief alle overheidsinvesteringen, moet lager zijn dan 3 % bnp en de totale overheidsschuld mag niet meer dan 60 % bnp bedragen.
Voor Curaçao en Sint Maarten geldt daarentegen dat er evenwicht moet zijn op de gewone dienst, dat wil zeggen dat de lopende uitgaven en inkomsten met elkaar in evenwicht moeten zijn. Dat lijkt op het eerste gezicht strenger dan de Europese regels. Maar dat is niet zo omdat tekorten voor overheidsinvesteringen zijn toegestaan, zolang de rentelasten lager zijn dan 5% van de overheidsinkomsten en de gewone dienst meerjarig sluitend is.
In de openbare financiën wordt dit de gulden financieringsregel genoemd. Die fraaie naam dankt ze aan de achterliggende gedachte: overheidsinvesteringen versterken de economie en toekomstige generaties profiteren ervan. Daarvoor mag dus wel worden geleend: investeringen verdienen zich zelf immers terug.
Caribisch Nederland heeft weer met een andere systematiek te maken. Daar wordt geen onderscheid gemaakt tussen lopende en kapitaaluitgaven. De totale begroting moet in evenwicht zijn. Wel kunnen renteloze leningen bij de vakdepartementen worden aangegaan op voorwaarde dat de aflossingen binnen de begroting kunnen worden opgevangen.
De begrotingssituatie is dus niet gemakkelijk vergelijkbaar. Daar komt nog eens bij dat de overheden van de Caribische landen en openbare lichamen een baten-lastenstelsel gebruiken, net als de Nederlandse gemeenten, terwijl de Nederlandse begroting op kasbasis is opgesteld.
In onderstaande grafiek vergelijk ik de landen in het Koninkrijk op dezelfde basis met het in Europa gangbare EMU-tekort. Hieruit komt een interessant beeld naar voren. De zo berekende tekorten van Curaçao en Nederland ontlopen elkaar niet veel en vanaf 2014 komt Sint Maarten ook in de zelfde range. Voor Aruba is de raming van het IMF weergegeven, maar de regering van Aruba probeert in de komende periode het tekort tot een vergelijkbaar niveau als de andere landen in het Koninkrijk terug te dringen.
Grafiek 1: Begrotingssaldi in het Koninkrijk
Bron: Centrale Bank voor Curaçao en Sint Maarten, IMF Article 4 consultation Aruba 2013, Miljoenennota 2014,effecten beleidspakket Curaçao (Cft 2013), Jaarverslagen SVB Curaçao, Jaarverslagen SVB en AZV Aruba, Jaarverslagen SZV Sint Maarten, eigen berekeningen Cft
Voor Curaçao geeft de stippellijn aan hoe het tekort zich zou hebben ontwikkeld zonder aanvullend beleid. Vooral valt op hoe snel de tekorten zouden zijn opgelopen richting 10% bnp, als er geen ingrijpende maatregelen zouden zijn genomen.
Met een omvangrijk pakket, door de regering zelf cold turkey genoemd, is de trend in 2013 gekeerd. De schaal van de maatregelen is enorm; als Nederland in een vergelijkbaar tempo had omgebogen als Curaçao zou dat een veelvoud van € 6 miljard hebben bedragen. Dit wordt ook erkend door de credit rating agencies: de rating van Curaçao is verhoogd van negative outlook naar stable outlook.
Omdat de begroting op de gewone dienst in 2013 in evenwicht is kan Curaçao lenen voor overheidsinvesteringen, vooral in de infrastructuur, zodat de totale begroting nog een tekort vertoont.
In de grafiek is rekening gehouden met investeringen in wegen, scholen en de bouw van een nieuw ziekenhuis. Gezien de schaal van het land zijn dit grote projecten. De overheidsinvesteringen als percentage van het bnp liggen dit jaar in Curaçao hoger dan op Aruba, terwijl het ene land wel financieel toezicht kent en het andere niet. Een interpretatie als zou toezicht groei en overheidsinvesteringen onmogelijk maken, is dus onjuist.
Ook voor Sint Maarten geldt dat het zal kunnen lenen voor investeringen als er in de komende jaren begrotingen worden ingediend die voldoen aan de Rijkswet.
Sint Maarten is binnen het Koninkrijk een interessante casus. Economisch heeft Sint Maarten goed gepresteerd het afgelopen decennium. De budgettaire problematiek is geringer dan die waar Curaçao, Nederland en Aruba voor staan. Dat komt omdat Sint Maarten een jongere bevolking heeft, goed gekapitaliseerde sociale fondsen en gezonde overheidsbedrijven.
Tegelijkertijd staat Sint Maarten voor veel grotere bestuurlijke uitdagingen dan de andere landen in het Koninkrijk. Er moesten immers in korte tijd nieuwe instituties, zoals High Councils of State en landsdiensten, uit de eigen begroting worden opgebouwd. Daar liggen nog grote uitdagingen.
Sint Maarten is dus niet uit de gevarenzone. Zonder beleid zullen vanaf 2017 de overschotten in de fondsen omslaan in tekorten en rond 2027 zullen er tekorten gaan ontstaan in de oudedagsvoorziening. Sint Maarten zou daar nu op moeten anticiperen door de pensioenleeftijd te verhogen.
De sterkere economische groei op Sint Maarten heeft zich niet vertaald in een grotere budgettaire ruimte. Ondanks de groei blijven de belastingontvangsten nominaal gelijk
Sint Maarten is voorstander van small government en daarmee misschien wel het meest Angelsaksische land in het Koninkrijk. Er heerst een can do mentaliteit waarvan andere landen kunnen leren. Maar ik denk dat de grens is bereikt is en dat vergroting van de belastinginkomsten noodzakelijk is om een halt toe te roepen aan de omvangrijke zwarte economie, de toenemende inkomensongelijkheid en de onveiligheid. Dat zijn ook zaken waar we elkaar in het Koninkrijk op mogen aanspreken.
Aruba tot slot laat de hoogste tekorten in het Koninkrijk zien. Ook op Aruba bevinden sociale zekerheidsfondsen en zorgfondsen zich in een precaire situatie waardoor ingrijpen op korte termijn noodzakelijk is. Het nieuwe kabinet heeft het voornemen geuit de overheidstekorten in de komende jaren terug te brengen door de uitgaven nominaal te bevriezen, de pensioengerechtigde leeftijd te verhogen en andere ombuigingen.
Ik hoop dat ik op korte termijn de raming voor Aruba in deze grafiek kan vervangen door een stippellijntje en kan zeggen, ‘kijk zo zou het gelopen zijn op Aruba, als er geen doortastende maatregelen waren genomen.’
Wat betekent dit alles voor de schuldpositie? Grafiek 2 geeft aan hoe de schulden zich ontwikkelen van 2007 tot 2017. Nederland verwacht een stabilisatie van de schuldquote rond 77%. Aruba schiet daar volgens de laatste ramingen van het IMF overheen. Zoals bekend zijn de schulden van de landen Curaçao en Sint Maarten in 2010 voor een groot deel gesaneerd tot een niveau rond 30 à 35%, maar door investeringen loopt de schuldquote geleidelijk op.
Grafiek 2: Schuldposities in het Koninkrijk
Bron: IMF Article 4 consultation Curaçao and Sint Maarten (2011), IMF article 4 consultation Aruba (2013), Miljoenennota 2014, eigen ramingen Cft voor Curaçao en Sint Maarten
De gevolgen die dit heeft voor de rentelasten lopen enorm uiteen tussen de landen. Ook al heeft Nederland op dit moment de hoogste schuld, de rentelasten bedragen niet meer dan 3,5% van de overheidsinkomsten omdat het goedkoop kan lenen. Door de schuldsanering zijn de rentelasten voor Curaçao en Sint Maarten overigens met 2,5% nog lager. De daarmee vergeleken zeer hoge rentelasten op Aruba van 10% van de overheidsinkomsten maken wel duidelijk dat ombuigingen dringend geboden zijn.
Zo zijn de beleidsprioriteiten voor Curaçao, Sint Maarten en Aruba helder. Hoe staat Caribisch Nederland er voor?
Na een wat lastige start, waarin iedereen moest wennen aan de nieuwe status van openbaar lichaam, kan nu toch wel worden vastgesteld dat een enorme slag is gemaakt. De begrotingsprocessen lopen veel beter en alle drie openbare lichamen presenteren evenwichtige begrotingen. Zij sluiten ook alle drie 2012 af met een overschot, dat gevoegd kan worden bij de reserves die de eilanden nodig hebben vanwege hun kwetsbare positie.
Tegelijkertijd zijn de zorgen van de inwoners van de drie openbaren lichamen terecht. De inflatie was hoog en er is teleurstelling over het tempo van verbetering. Er is veel geïnvesteerd in gezondheidszorg en onderwijs, maar daarmee zijn we er nog niet. De openbare lichamen vragen terecht om een perspectief, een stip op de horizon.
Zo kan de aandacht nu uitgaan naar de echte prioriteiten. Die liggen op Bonaire in de dringende noodzaak met een investeringsimpuls in publieke voorzieningen te komen. De plannen zijn er, de financiële middelen zijn er ook, maar de plannen tot uitvoering te brengen is een grote uitdaging. Dat vereist bestuurskracht. De verwachting is dat het ook in 2013 niet zal lukken om alle voorgenomen uitgaven tot besteding te brengen.
Voor Sint Eustatius is het van belang alle aandacht te richten op armoedebestrijding en verbetering van de kwaliteit van het onderwijs. Er is zeker potentieel voor investeringen in de economie, die een nieuwe impuls kunnen inhouden.
Saba ten slotte is op eigen kracht op de goede weg, er heerst een aanstekelijk vertrouwen in eigen kunnen. Het is ook het enige openbare lichaam met een door de accountant goedgekeurde jaarrekening.
Er is op financieel terrein veel tot stand gebracht. Daarmee is een belangrijke voorwaarde vervuld om ook tot hogere economische groei te komen. De Rijkswet faciliteert immers overheidsinvesteringen tegen een lage rente als de gewone dienst in evenwicht is. Aan dat laatste is in de afgelopen jaren hard gewerkt door Curaçao, Sint Maarten en de BES eilanden. Daarom kunnen nu de vruchten van dat beleid geplukt worden. De financiële basis ligt er goeddeels voor klaar.
Hogere economische groei is een must. Uit grafiek 3 blijkt dat de groei in Curaçao en Aruba is achtergebleven bij die van het Caribisch gebied. De landen zijn in 2013 min of meer terug bij het welvaartsniveau van het begin van de eeuw. Ook Nederland liet over deze periode weinig groei zien. Sint Maarten, met een groei van 20 % over de afgelopen 10 jaar, staat als enige land in het Koninkrijk er in 2013 substantieel beter voor dan in het begin van de eeuw.
Grafiek 3: Groeivergelijking: Caribisch gebied
Bron: Centrale Bank voor Curaçao en Sint Maarten, Centrale Bank voor Aruba, IMF World Economic Outlook 2013, IMF article 4 consultation Aruba, Ontwerpbegroting 2014 Curaçao, IMF article 4 consultation Curaçao and Sint Maarten (2011)
De meest recente ramingen suggereren dat Aruba en Sint Maarten weer aan het opkrabbelen zijn. De economie van Curaçao heeft dit jaar te lijden onder het grote ombuigingspakket, maar de omvang daarvan valt mee. Dat heeft er alles mee te maken dat de ombuigingen meer de import terug dringen dan de binnenlandse bestedingen onder druk zetten. In economisch jargon: de multiplier van begrotingsbeleid is in een kleine open economie erg laag.
Er ligt dus een gezonde financiële basis voor groeiversnelling. Het vergezicht van het Koninkrijk als een hub naar de rest van de wereld, met Nederland als hub naar Europa en de Caribische landen als hub naar Noord- en Zuid-Amerika, kan daarbij zeker helpen.
Het Koninkrijk is een grandioos concept; samen zijn we op meerdere markten thuis! Samen bestrijken we drie continenten, waar de conjunctuur zelden gelijk opgaat. Gaat het wat minder goed in Europa, dan kan het maar zo dat het in Noord-Amerika een stuk beter gaat of, zoals we gezien hebben, Zuid-Amerika met een inhaalslag bezig is. Het Koninkrijk ligt zo strategisch, dat het van alle kusten een graantje mee kan plukken.
Voor het zakendoen is het van het grootste belang dat er openheid is; dat je elkaar kunt vertrouwen. Zeker in het Koninkrijk, waar naast veel overeenkomsten, veel verschillen bestaan in cultuur en taal. Ik durf de stelling wel aan dat het voor het zakenklimaat in een land erger is dat ondernemers in het duister tasten over hoe de overheidsfinanciën er voor staan, dan de absolute hoogte van tekort- en schuldcijfers. Immers, als ondernemers geen vertrouwen in de overheid hebben dan wordt zaken doen wel een heel riskante onderneming.
Het is voor investeerders dan ook goed om te weten dat het Koninkrijk staat voor een praktijk van begrotingsdiscipline, met effectief financieel toezicht.
Zaken transparant maken is lastiger dan het op het eerste gezicht lijkt. Zeker in de landen in het Caribische deel van het Koninkrijk geldt dat transparantie nog wel eens politiek gevoelig ligt, kennis is macht. Uitgebreide statistieken, maar ook webpagina’s en bibliotheken waar wetgeving en verslagen van vergaderingen gemakkelijk te vinden zijn, ontbreken in alle drie landen.
Wij proberen vanuit het Cft bij te dragen aan een betere informatievoorziening en transparantie door strak te sturen op processen en procedures en al onze adviezen openbaar te maken. Dat zou ook moeten gelden voor de andere adviesraden in het Caribisch deel van het Koninkrijk. Daarnaast zou ik willen pleiten voor een sterkere rol van Staten en Eilandsraden die de regering accountable moeten houden.
Waar nog heel veel gewonnen kan worden is making doing business easier. Er is nog veel te veel administratieve romsplomp en bureaucratie die ondernemen in de weg staat. Het doel moet zijn meer buitenlandse directe investeringen, die tot een zichtbare verbetering van de leefomstandigheden in het Koninkrijk kunnen leiden.
De toezichthouder is afhankelijk van een goede informatievoorziening vanuit de overheid. Hier is in de afgelopen jaren hard aan gewerkt. Duidelijk is wel geworden dat financiële informatie over de semipublieke sector en overheidsbedrijven noodzakelijk is om het plaatje compleet te krijgen. Daar traden immers in het verleden de grootste tegenvallers op. Ook is geleerd dat het van belang is om met onafhankelijke groeiramingen te werken, teneinde te voorkomen dat regeringen zich rijk rekenen.
Alles overziende is er veel om tevreden over te zijn en de toekomst met vertrouwen tegemoet te zien. Het toezicht werkt het beste met onafhankelijke outsiders. De onafhankelijkheid van het Cft is gegarandeerd door de unieke samenstelling van onafhankelijke deskundigen uit de landen en openbare lichamen, die zonder last of ruggespraak opereren.
Duidelijk is wel geworden – en de ervaring in Europa leert niet anders – dat voor effectief toezicht een geloofwaardige dreiging van sancties nodig is.
Maar uiteindelijk is effectief toezicht èn groeiherstel afhankelijk van politieke stabiliteit. In de bijna twee jaar dat ik voorzitter van het Cft ben heb ik op Curaçao te maken gehad met 4 en op Sint Maarten met 3 kabinetten, in Nederland met 3 ministers van Binnenlandse Zaken en Koninkrijksrelaties, en zowel op Bonaire als Statia met 3 gedeputeerden. Alleen op Saba spreek ik nog dezelfde bestuurders. Politieke rust en stabiliteit is een eerste vereiste.
Tot slot: het financieel toezicht wordt in 2015 geëvalueerd. Er is op financieel terrein veel voortgang geboekt en het zou goed zijn als voortgebouwd wordt op wat na 10-10-10 is bereikt.
De Rijkswet heeft twee meetpunten: evenwicht op de begroting gedurende 3 jaar en een goed financieel beheer. Dit zal op een onafhankelijke manier moeten worden vastgesteld. De evaluatie kan ook benut worden om knelpunten te addresseren. Een belangrijke vraag is hoe om te gaan met overheidsbedrijven, die in beginsel een risico kunnen vormen voor de overheidsbegroting.
Een goede ontwikkeling is dat de landen overwegen om een eigen begrotingskamer in te richten. Deze zou kunnen helpen om de Staten goed geïnformeerd met de regering in discussie te gaan. Het zal van belang zijn dat de begrotingskamer volstrekt onafhankelijk kan opereren, vergelijkbaar met het Congressional Budget Office dat het Amerikaanse Congres adviseert. Maar de ervaring daar leert dat dat nog niet voldoende waarborg biedt voor goed beleid. Een begrotingskamer is dan ook iets anders dan een toezichthouder, die door de wet is gemandateerd en sancties kan afroepen.
Ik heb zelf in de afgelopen twee jaar gezien hoe het financiële toezicht meerwaarde geeft aan het Koninkrijk. Het biedt ook een goed forum om elkaar aan te spreken en elkaar de spiegel voor te houden op baiss van gelijkwaardigheid. In mijn visie is de meerwaarde van het Koninkrijk ook: leren van elkaars ervaringen en gebruik maken van elkaars expertise. Dat laatste zou overigens binnen het Caribisch Koninkrijk nog wel wat meer kunnen. De landen willen nu nog te veel alles zelf doen en dat is kostbaar. Shared service centres op meerdere terreinen zouden naar mijn oordeel meer kunnen worden onderzocht.
Een voordeel van het Koninkrijk is ook dat binnen het kader van de Rijskwet geleend kan worden voor overheidsinvesteringen tegen de AAA rente van Nederland. Dat is een direct financieel voordeel van het Koninkrijk.
Ik rond af. Als we ‘samen veel geld willen gaan verdienen’, zoals premier Rutte niet lang geleden zei, laten we dan eens beginnen met elkaar te leren begrijpen en te leren kennen. We moeten dus actief werken aan beeldvorming, gebaseerd op feiten. Samen werken en samen zaken doen in het Koninkrijk veronderstelt immers dat we ons in elkaar verdiepen, op basis van gelijkwaardigheid. Het Koninkrijk moet een basis zijn voor samenwerken en vertrouwen.
Wij kunnen gezamenlijk een beeld creëren dat het Koninkrijk een goede plek is om zaken te doen. Ik hoop met deze inleiding een beeld geschetst te hebben op financieel terrein dat vertrouwen geeft en daarmee een goede basis vormt voor duurzaam groeiherstel in het Caribisch deel van het Koninkrijk.
Maar nu nog de antwoorden op de quiz aan het begin van mijn inleiding. Want die had u nog te goed. Hoe hebt u het gedaan? Ik hoop dat deze quiz een aansporing vormt om ons meer te verdiepen in elkaar.