BEOORDELINGSKADER VOOR HET OPENBAAR MINISTERIE TEN AANZIEN VAN DE NOODSITUATIE IN GEVANGENIS POINT BLANCHE

Inleiding
In de afgelopen jaren zijn de detentieomstandigheden in Point Blanche herhaaldelijk onder de loep genomen. Op 10 oktober 2018 publiceerde de Raad voor de Rechtshandhaving het rapport “Penitentiaire inrichting Sint Maarten, vervolgonderzoek naar de interne veiligheid en maatschappijbeveiliging” en het rapport “Penitentiaire inrichting Sint Maarten, vervolgonderzoek naar de rechtspositie en personeel en organisatie” . Het betrof telkens vervolgonderzoeken op eerdere rapporten uit 2016 en 2017, waarbij de aanbevelingen van het CPT (European Committee for the prevention of torture and inhuman or degrading treatment or punishment) werden betrokken bij de inspecties.

De conclusie van de meest recente rapporten is uitermate zorgelijk: de algehele situatie in de gevangenis is zodanig verergerd dat geconcludeerd moet worden dat de gevangenis in de huidige staat zowel qua humane detentie als qua werkplek volledig ongeschikt is.

Toch ondergaan op dit moment ca 58 mensen detentie of voorlopige hechtenis in deze voorziening. De maximale capaciteit bedraagt 70 plaatsen, daaronder begrepen de HvB plaatsen in het politiebureau.

 

ORD verlengingen
Rond de passage van orkanen IRMA en MARIA in september 2017 zijn tientallen Sint Maartense gevangenen uitgevlogen naar andere delen van het Koninkrijk, zulks op grondslag van de ‘Onderlinge regeling als bedoeld in artikel 38, van het Statuut voor het Koninkrijk der Nederlanden regelende de samenwerking tussen Nederland, Aruba, Curaçao en Sint Maarten op het gebied van de onderlinge beschikbaarstelling van detentiecapaciteit op medische gronden of in verband met dringende redenen van veiligheid’ (hierna: ORD2). Kerngedachte van deze onderlinge regeling is tweeledig: de plaatsing in het buitenland is tijdelijk en geschiedt omdat er op individueel niveau onaanvaardbare veiligheidsrisico’s bestaan voor de gedetineerde.

De termijn voor deze tijdelijke plaatsingen is inmiddels afgelopen. Hoewel voor twaalf personen wederom verlenging kon worden gevraagd, geldt dat niet voor 21 Sint Maartense gedetineerden in Nederland en 24 Sint Maartense gedetineerden in Curaçao. Het land zal, ruim een jaar na de verwoestende orkanen, nu weer zelf voor moeten zorgen.

 

Corallo-zaak
Bij beslissing van 9 oktober 2018 heeft het Europees Hof voor de Rechten van de Mens (EHRM) arrest gewezen in de zaak Corallo. Het hof overwoog als volgt:

“38.The Court refers to the principles established in its case law regarding inadequate conditions of detention (…). It reiterates in particular that a serious lack of space in a prison cell weighs heavily as a factor to be taken into account for the purpose of establishing whether the detention conditions described are “degrading” from the point of view of Article 3 and may disclose a violation, both alone or taken together with other shortcomings (…)
39. The Court has examined all the material submitted to it and noted, in particular, that the applicant has been detained for more than eight months – of which 114 days in a multi-occupancy cell – in a detention facility of which the CPT considered that persons should not be detained there for more than three days and in any event never longer than ten days as the facility at issue is totally inappropriate for holding remand prisoners (see paragraph 29 above). (…) In these circumstances that Court considers that there has been a breach of Article 3 of the Convention.”

In de Corallo uitspraak hechtte het EHRM veel waarde aan het CPT advies. Hoewel toegespitst op het politiebureau in Philipsburg, deed het CPT de volgende aanbevelingen aan Sint Maarten:
“The CPT recommends that urgent steps be taken to improve the conditions of detention at Philipsburg Police Station, in particular:
• all detained persons should be provided with at least 4 m² of living space per person in multi-occupancy cells;
• all detained persons should be provided with their own bed;
• all detained persons should be provided with a sheet, pillow and towel from the moment they are accommodated in this facility, as well as with hygiene products and cleaning materials for the cell;
• ventilation and access to natural light should be improved;
• all sanitary annexes should be partitioned up to the ceiling and leaking toilets and pipes repaired;
• all cells should be equipped with a call bell.
Moreover, the CPT recommends that persons should not be detained at Philipsburg Police Station in excess of three days and in any event never longer than 10 days. The facility is totally inappropriate for holding remand and sentenced prisoners, and the CPT recommends that they be moved to alternative accommodation as soon as possible.”
Deze aanbevelingen vloeiden voort uit onder meer de volgende waarnemingen:
“231. The conditions of detention were extremely poor. The cell area was dark and dank; cells had little access to natural light and the artificial lighting in the corridors was insufficient for reading purposes; there was inadequate ventilation and many of the sanitary annexes in the cells emitted a foul smell. In several cells, there was leakage from the sanitary annexes, which were not fully partitioned from the rest of the cell. In the larger cells (16 m²) there were two sets of bunk beds for four persons but it was quite usual for an additional two or three persons to be kept overnight in these cells, sleeping on a mattress on the floor. Many of the mattresses were dirty and worn, or consisted of broken pieces of foam held together by a sheet. Moreover, during the first 10 days of detention (the period considered as police custody) staff confirmed that detained persons were not provided with sheets, a pillow or a towel. A number of persons displayed rashes all over their bodies. There were also no call bells in the cells which meant that detained persons had to shout repeatedly to attract the attention of staff, often resulting in terse exchanges.”

 

Gevolgen Corallo uitspraak voor het OM
De uitspraak van het EHRM kan niet zonder gevolgen blijven. Het oordeel -in die zaak- dat de detentieomstandigheden in strijd zijn te achten met een fundamenteel mensenrecht is even hard als ontluisterend. Het ontbreken van wezenlijke verbeteringen in de detentieomstandigheden dwingt het OM tegen deze achtergrond meer dan ooit tot een kritische toets bij het uitvoeren van zijn algemene executietaak, zoals neergelegd in artikel 605 Sv. Ook brengt het mee dat aan de bepaling van artikel 627 Sv actiever dan ooit invulling zal moeten worden gegeven.

De komende maanden zullen 21 gedetineerden uit Nederland en 24 gedetineerden uit Curaçao terugkeren naar Sint Maarten. Deze aantallen overstijgen de beschikbare capaciteit, welke in het licht van de rapporten van de Raad voor de Rechtshandhaving maar nauwelijks gehandhaafd kan worden op een rechtsstatelijk niveau dat mag worden beschouwd als een absolute ondergrens. Het OM stelt vast dat de Minister van Justitie tot op heden geen gebruik heeft gemaakt van zijn bevoegdheid om toepassing te geven aan artikel 1:37 Sr, kort samengevat: gedetineerden vervroegd in vrijheid stellen vanwege capaciteitstekort.

Tenzij de Minister van Justitie spoedig wezenlijke verbeteringen doorvoert in zowel personeel als middelen, of bereid is impopulaire maatregelen te nemen zoals het vervroegd in vrijheid stellen van gedetineerden, zullen de detentieomstandigheden een niveau bereiken dat in strijd zal komen met artikel 3 EVRM. Voor de jeugdketen zijn we helaas al door die ondergrens heen gezakt: het ontbreken van een jeugdvoorziening (zowel civiel- als strafrechtelijk) maakt dat het Land reeds nu in strijd handelt met zijn verplichtingen, zoals voortvloeiend uit de Staatsregeling, overige nationale wetgeving en het Internationaal Verdrag voor de Rechten van het Kind (IVRK).

 

Beoordelingskader OM
Tegen de achtergrond van het voorgaande kan het OM niet anders dan vanaf heden de volgende uitgangspunten te gaan hanteren in de tenuitvoerlegging van vrijheidsbenemende straffen:

– een gedetineerde mag maximaal tien dagen in het HvB gedeelte van het politiebureau verblijven. Bij gebleken overschrijding van deze termijn zal de executie met onmiddellijke ingang worden opgeschort, aangezien dat verblijf in strijd is te achten met art. 3 EVRM;
– een voorlopige gehechte mag maximaal tien dagen in het politiebureau verblijven. Bij gebleken overschrijding van deze termijn zal de voorlopige hechtenis met onmiddellijke ingang worden opgeheven, aangezien dat verblijf in strijd is te achten met art. 3 EVRM;
– de tenuitvoerlegging van jeugddetentie wordt bij gebrek aan een jeugdinrichting voor onbepaalde tijd opgeschort, voor alle gevallen;
– voorlopige hechtenis bij een minderjarige mag -ongeacht de ernst van het delict- maximaal 3 dagen duren. Waar het onderzoeksbelang dat toelaat, gelast de officier van justitie dat de minderjarige de inverzekeringstelling thuis doorbrengt;
– bij de beoordeling of detentie in Point Blanche voldoet aan daaraan te stellen eisen, worden in de eerste plaats de aanbevelingen van het CPT tot uitgangspunt genomen. Dat betekent dat:
o een gedetineerde ten minste 4 m2 leefruimte moet hebben in een meerpersoonscel;
o een gedetineerde een eigen bed moet hebben;
o een gedetineerde voorzien moet zijn van een laken, een hoofdkussen en een handdoek, alsmede hygiënische producten en schoonmaakmateriaal;
o een cel voldoende ventilatie moet hebben en de gedetineerde periodiek toegang moet hebben tot natuurlijk licht;
o toiletvoorzieningen adequaat zijn;
o een gedetineerde de mogelijkheid heeft om een bewaarder te bellen;
In de tweede plaats zal het OM acht slaan op de mate waarin de conclusies van het rapport “Penitentiaire inrichting Sint Maarten, vervolgonderzoek naar de interne veiligheid en maatschappijbeveiliging”, zoals vervat in pagina’s 27 en volgende, worden opgevolgd.

 

 

De officieren van justitie zullen overeenkomstig artikel 627 Sv periodiek controles gaan uitvoeren op de detentieomstandigheden in Point Blanche en op de administratie in Point Blanche. Deze controles zullen onaangekondigd plaatsvinden. Bij gebleken overtreding van de hiervoor genoemde CPT normen of het rapport van de Raad voor de Rechtshandhaving zal de executie van de vrijheidsstraf met onmiddellijke ingang worden opgeschort en wordt de gedetineerde in afwachting van verbetering van detentieomstandigheden in vrijheid gesteld. De officier van justitie zal van zijn bevindingen schriftelijk verslag uitbrengen aan het Gemeenschappelijk Hof van Justitie, met afschrift daarvan aan de Minister van Justitie.

 

 

 

Philipsburg, 12 november 2018

H.G. Kuipers
Officier van Justitie